De gele vingers van Buddha’s hand zijn de enige vingers waarin je zonder zorgen mag snijden tijdens het koken. De citrusvrucht lijkt op het buitenaardse neefje van de citroen en wordt steeds populairder bij chefs. Wij vertellen je waarom en hoe je deze citrusvrucht ook thuis kan gebruiken.
Buddha’s hand, ofwel citrus medica, komt oorspronkelijk uit China, waar trouwens de meeste citrussoorten vandaan komen. Sinds kort wordt de vrucht ook geëxporteerd over de hele wereld. Het bijzondere aan Buddha’s hand is dat het geen vruchtvlees bevat. Je koopt het vooral voor de schil en dat maakt het een interessant en makkelijk ingrediënt om als smaakmaker in te zetten. De vrucht heeft een zoet, citroenbloesemaroma. Chefs gebruiken de vrucht steeds vaker in de professionele keuken, maar ook hobbykoks gaan er maar al te graag mee aan de slag.
In de Keuken
Nu je weet wat deze bijzondere citrusvrucht is, kan je ermee experimenteren in de keuken. We geven je alvast wat inspiratie met onderstaande tips.
Gearomatiseerde suiker
Wanneer je vanillesuiker wil maken, dan voeg je een vanillestokje toe aan je pot met suiker. Hetzelfde geldt voor Buddha’s hand, waar je de hele vrucht of enkele vingers ervan in de pot met suiker bewaard. De suiker neemt dan het aroma van de vrucht over. Die suiker kan je daarna niet enkel gebruiken in zoete, maar ook in hartige gerechten.
Spirituele Buddhacello
Voor het maken van limoncello heb je de zeste of schil van citroenen nodig, samen met alcohol en suiker. Vervang de citroenzeste door Buddha’s hand en je maakt in een handomdraai je eigen 'limoncello'. Waar Italianen hun limoncello hebben, die vooral gemaakt is met citroenen uit de Amalfistreek, heb jij jouw 'Buddhacello’.
Rauw als smaakmaker
Je kan de citrusvrucht ook in fijne rondjes snijden en toevoegen aan een salade, dressing of cocktail. Het geeft meteen een frisse smaak aan je gerecht of bereiding. Je kan kleine porties van de fijngesneden Buddha’s hand in de vriezer bewaren, zo heb je altijd een voorraad achter de hand.