De koningin der sauzen is de bechamel, wit en mollig en vol zachte smaken. Het vormt de basis voor heel wat klassieke gerechten, denk maar eens aan lasagne of bloemkool in de oven. Kun je de saus foutloos maken? Dan gaat er een hele culinaire wereld voor je open. Toch zijn er enkele valkuilen die je moet vermijden.
Verkeerde verhouding
Veel beginnende hobbykoks koken graag op buikgevoel. Daar is natuurlijk niets mis mee, maar bij bechamelsaus moet je er op letten dat de verhoudingen kloppen. Doe je dat niet? Dan is de kans groot dat je basis te lopend of te dik zal zijn. De juiste verhouding is 30 gram bloem, 40 gram boter en 7 deciliters halfvolle melk.
Je kookt de roux niet lang genoeg
Roux is het fundament waarop elke witte saus kan bouwen. Je hebt er slechts twee stappen voor nodig, maar dat betekent niet dat het eenvoudig is. Het belangrijkste is dat de roux lang genoeg gekookt is en niet smaakt naar rauwe bloem. Hou deze stap nauwkeurig in het oog. Laat het mengsel al roerend een beetje opdrogen tot je een heerlijke biscuitgeur ruikt. Een tip: durf te proeven! Proeft je roux niet naar bloem? Dan is het klaar voor gebruik!
Je gebruikt koude melk
Natuurlijk kun je bechamel maken met koude melk - dat is ook wat de meeste ervaren chefs je zullen aanraden -, maar de kans is groot dat je er een zooitje van maakt. Wanneer je warme melk gebruikt zal je saus veel sneller klaar zijn, en de korst op de bodem bakt niet aan tot plakken die ook een afwasmachine niet weg krijgt.
Je roert niet genoeg
Last but not least: roeren! Heb je last van klonters in je saus. Dat betekent dat je niet genoeg roert. Laat de roux mooi opdrogen tot je een nootachtige geur hebt, haal de pot even van het vuur en giet er wat melk bij. Roer tot de roux volledig opgelost is en zet de pot dan weer op het vuur. Blijf roeren! Hoe droger je roux, hoe meer kans op klonters.