Coquille: Haal de coquille uit de schelp, spoel het vruchtvlees af onder koud stromend water zodat het zandvrij is, snijd in mooie plakjes. Kruiden met peper, zout, olijfolie en citroensap.
Spruiten: Verwijder de buitenste bladeren, snijd de bolle kant in (in 6, half middendoor) frituur op 160°C gedurende 4 à 5 minuten tot ze goudbruin zijn, werk af met fijn zout en dep af.
Kardoen: Verwijder de draden zoals bij rabarber, snij in hele fijne brunoise en kook in gezouten water gedurende 10 seconden.
Selder brunoise: Verwijder de draden zoals bij rabarber, snij in hele fijne brunoise en kook in gezouten water gedurende 10 seconden.
Olie van groene selder: Mix de selder samen met de maïsolie, kook het mengsel op en laat alles mooi uitlekken door een neteldoek.
Dressing: Meng 1 el brunoise van selder, met 1 el kardoen, 2 el zure room en 1 el olie van selder.
Plaats de plakjes coquille dakpansgewijs in het midden van het bord, schik daarop de dressing en de gefrituurde spruit.